17 Daar zij nu hierheen medegekomen waren, heb ik zonder uitstel de dag daarop mij op de rechterstoel gezet en bevolen de man vóór te brengen.
18 En de aanklagers, die rondom hem stonden, brachten geen enkele beschuldiging in over de boze dingen, die ik vermoedde,
19 doch zij hadden met hem enige twistpunten over hun eigen godsdienst en over een zekere Jezus, die dood is, van wie Paulus beweerde, dat Hij leeft.
20 En daar ik met het onderzoek hiervan verlegen was, vroeg ik, of hij naar Jeruzalem wilde gaan, om daar over deze dingen terecht te staan.
21 Maar toen Paulus in hoger beroep kwam, om tot de beslissing van Zijne Majesteit in bewaring te worden gehouden, beval ik, dat hij zou worden bewaard, totdat ik hem naar de keizer kon opzenden.
22 En Agrippa zeide tot Festus: Ik zou zelf die man ook wel willen horen. En hij zeide: Morgen zult gij hem horen.
23 Toen dan de volgende dag Agrippa en Bernice gekomen waren met grote praal en de gehoorzaal waren binnengegaan met de oversten en de mannen, die de voornaamsten der stad waren, werd Paulus op bevel van Festus vóórgebracht.