13 En toen er een zachte zuidenwind opstak en zij meenden hun oogmerk te hebben bereikt, lichtten zij het anker en hielden zo dicht mogelijk langs de kust van Kreta.
14 Maar kort daarop sloeg vandaar een stormwind neer, de zogenaamde Eurakylon;
15 en toen het schip werd meegesleurd en de kop niet in de wind kon houden, moesten wij het opgeven en dreven weg.
16 Maar wij schoten in de luwte van een eilandje, Klauda geheten, waar wij nog moeite hadden de sloep meester te worden;
17 nadat ze haar opgehesen hadden, namen zij hulpmiddelen te baat door het schip te ondergorden; en daar zij bang waren op de Syrte te worden geworpen, haalden zij het tuig neer en lieten zich zo drijven.
18 En daar wij vreselijk noodweer hadden, wierpen zij de volgende dag lading over boord,
19 en de derde dag gaven zij eigenhandig het scheepstuig prijs.