5 Maar hij schudde het dier af in het vuur, zonder enig letsel te ondervinden;
6 zij echter verwachtten, dat hij zou opzwellen of plotseling dood neervallen. Doch toen zij na lang wachten zagen, dat zich niets ongewoons bij hem voordeed, sloeg hun mening om en zeiden zij, dat hij een god was.
7 En in de omgeving van die plaats lag een landgoed van de bestuurder van het eiland, Publius genaamd, die ons opnam en ons drie dagen vriendelijk gastvrijheid verleende.
8 Nu geschiedde het, dat de vader van Publius met ingewandskoortsen te bed lag; en Paulus ging tot hem en deed een gebed, en hij legde hem de handen op en genas hem.
9 En toen dit geschied was, kwamen ook de anderen op het eiland, die ziekten hadden, en werden genezen;
10 en zij vereerden ons ook met vele eerbewijzen en toen wij weer uitzeilden, voorzagen zij nog in hetgeen wij nodig hadden.
11 Na drie maanden nu zeilden wij uit met een schip uit Alexandrië, dat op het eiland overwinterd had, en de Dioskuren als kenteken voerde.