2 zeer verontwaardigd, omdat zij het volk leerden en in Jezus de opstanding uit de doden verkondigden;
3 en zij sloegen de handen aan hen en stelden hen in bewaring tot de volgende dag, want het was reeds avond.
4 Maar velen van hen, die het woord gehoord hadden, werden gelovig, en het getal der mannen werd ongeveer vijfduizend.
5 En het geschiedde tegen de volgende dag, dat hun oversten en hun oudsten en hun schriftgeleerden bijeenkwamen te Jeruzalem,
6 en Annas, de hogepriester, en Kajafas, Johannes, Alexander en allen, die tot het hogepriesterlijk geslacht behoorden;
7 en toen zij hen hadden laten voorkomen, wilden zij van hen weten: Door welke kracht of door welke naam hebt gij dit gedaan?
8 Toen zeide Petrus, vervuld met de heilige Geest, tot hen: Oversten van het volk en oudsten,