31 En hij zeide: Hoe zou ik dit kunnen, als niet iemand mij de weg wijst? En hij verzocht Filippus in te stappen en naast hem te komen zitten.
32 En het gedeelte van de Schrift, dat hij las, was dit:Gelijk een schaap werd Hij ter slachting geleid;en gelijk een lam stemmeloos is tegenover de scheerder,zo doet Hij zijn mond niet open.
33 In de vernedering werd zijn oordeel weggenomen:wie zal zijn afkomst verhalen?Want zijn leven wordt van de aarde weggenomen.
34 En de kamerling antwoordde, en zeide tot Filippus: Ik vraag u, van wie zegt de profeet dit? Van zichzelf of van iemand anders?
35 En Filippus opende zijn mond, en uitgaande van dat schriftwoord, predikte hij hem Jezus.
36 En terwijl zij onderweg waren, kwamen zij bij een water, en de kamerling zeide: Zie, daar is water; wat is ertegen, dat ik gedoopt word?
37 [En hij zeide: Indien gij van ganser harte gelooft, is het geoorloofd. En hij antwoordde en zeide: Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is.]