9 Met haar loven wij de Here en Vader en met haar vervloeken wij de mensen, die naar de gelijkenis Gods geschapen zijn:
10 uit dezelfde mond komt zegening en vervloeking voort. Dit moet, mijn broeders, niet zo zijn.
11 Doet soms een bron uit dezelfde ader zoet en bitter water opwellen?
12 Kan soms, mijn broeders, een vijgeboom olijven of een wijnstok vijgen opleveren? Evenmin kan een zilte bron zoet water geven.
13 Wie is wijs en verstandig onder u? Hij tone uit zijn goede wandel zijn werken met wijze zachtmoedigheid.
14 Indien gij echter bittere naijver en zelfzucht in uw hart hebt, beroemt u dan niet en liegt niet tegen de waarheid.
15 Dat is niet de wijsheid, die van boven komt, maar zij is aards, ongeestelijk, duivels;