31 En zelf wist ik niet van Hem, maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom kwam ik dopen met water.
32 En Johannes getuigde en zeide: Ik heb aanschouwd, dat de Geest nederdaalde als een duif uit de hemel, en Hij bleef op Hem.
33 En ik kende Hem niet, maar Hij, die mij gezonden had om te dopen met water, die had tot mij gezegd: Op wie gij de Geest ziet nederdalen en op Hem blijven, deze is het, die met de heilige Geest doopt.
34 En ik heb gezien en getuigd, dat deze de Zoon van God is.
35 De volgende dag stond Johannes daar weer met twee van zijn discipelen.
36 En toen hij Jezus zag gaan, zeide hij: Zie, het lam Gods!
37 En de twee discipelen hoorden hem dat zeggen en volgden Jezus.