1 Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij.
2 In het huis mijns Vaders zijn vele woningen – anders zou Ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden;
3 en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.
4 En waar Ik heenga, daarheen weet gij de weg.