1 Toen nam dan Pilatus Jezus en liet Hem geselen.
2 En de soldaten vlochten een kroon van doornen, zetten die op zijn hoofd en deden Hem een purperen kleed om,
3 en zij traden op Hem toe en zeiden: Gegroet, Koning der Joden! En zij gaven Hem slagen in het gelaat.
4 En Pilatus kwam wederom naar buiten en zeide tot hen: Zie, ik breng Hem voor u naar buiten, opdat gij weet, dat ik geen schuld in Hem vind.
5 Jezus dan kwam naar buiten met de doornenkroon en het purperen kleed. En (Pilatus) zeide tot hen: Zie, de mens!