15 Zij dan schreeuwden: Weg met Hem! Weg met Hem! Kruisig Hem! Pilatus zeide tot hen: Moet ik uw koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning, alleen de keizer!
16a Toen gaf hij Hem aan hen over om gekruisigd te worden.
16b Zij dan namen Jezus,
17 en Hij, zelf zijn kruis dragende, ging naar de zogenaamde Schedelplaats, in het Hebreeuws genaamd Golgota,
18 waar zij Hem kruisigden en met Hem twee anderen, aan weerszijden één, en Jezus in het midden.
19 En Pilatus liet ook een opschrift schrijven en op het kruis plaatsen; er was geschreven: Jezus, de Nazoreeër, de Koning der Joden.
20 Dit opschrift dan lazen vele der Joden, want de plaats, waar Jezus gekruisigd werd, was dicht bij de stad, en het was geschreven in het Hebreeuws, in het Latijn en in het Grieks.