25 En bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder en de zuster zijner moeder, Maria van Klopas en Maria van Magdala.
26 Toen dan Jezus zijn moeder zag en de discipel, die Hij liefhad, bij haar staande, zeide Hij tot zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon.
27 Daarna zeide Hij tot de discipel: Zie, uw moeder. En van dat uur af nam de discipel haar bij zich in huis.
28 Hierna zeide Jezus, daar Hij wist, dat alles reeds volbracht was, opdat de Schrift vervuld zou worden: Mij dorst!
29 Er stond een kruik vol zure wijn; zij staken dan een spons, gedrenkt met zure wijn, op een hysopstengel en brachten die aan zijn mond.
30 Toen Jezus dan de zure wijn genomen had, zeide Hij: Het is volbracht! En Hij boog het hoofd en gaf de geest.
31 De Joden dan, daar het Voorbereiding was en de lichamen niet op sabbat aan het kruis mochten blijven – want de dag van die sabbat was groot – vroegen Pilatus, dat hun benen gebroken en zij weggenomen zouden worden.