32 De soldaten dan kwamen en braken de benen van de eerste en van de andere, die met Hem gekruisigd waren;
33 maar toen zij bij Jezus gekomen waren en zagen, dat Hij reeds gestorven was, braken zij zijn benen niet,
34 maar een van de soldaten stak met een speer in zijn zijde en terstond kwam er bloed en water uit.
35 En die het gezien heeft, heeft ervan getuigd en zijn getuigenis is waarachtig en hij weet, dat hij de waarheid spreekt, opdat ook gij gelooft.
36 Want dit is geschied, opdat het schriftwoord zou vervuld worden: Geen been van Hem zal verbrijzeld worden.
37 En weder zegt een ander schriftwoord: Zij zullen zien op Hem, die zij doorstoken hebben.
38 En daarna vroeg Jozef van Arimatea, een discipel van Jezus, maar in het verborgen uit vrees voor de Joden, aan Pilatus het lichaam van Jezus te mogen wegnemen; en Pilatus stond het toe. Hij kwam dan en nam zijn lichaam weg.