1 En op de eerste dag der week ging Maria van Magdala vroeg, terwijl het nog donker was, naar het graf en zij zag de steen van het graf weggenomen.
2 IJlings kwam zij dan bij Simon Petrus en bij de andere discipel, dien Jezus liefhad, en zeide tot hen: Zij hebben de Here weggenomen uit het graf en wij weten niet, waar zij Hem hebben neergelegd.
3 Petrus dan ging op weg en ook de andere discipel en zij begaven zich naar het graf;
4 en die twee liepen samen snel voort; en de andere discipel liep vooruit, sneller dan Petrus, en kwam het eerst aan het graf,
5 en zich vooroverbuigende, zag hij de linnen windsels liggen; hij ging echter niet naar binnen.
6 Simon Petrus dan kwam ook, hem volgende, en hij ging het graf binnen en zag de windsels liggen,