29 Komt mede en ziet een mens, die gezegd heeft alles wat ik gedaan heb: zou deze niet de Christus zijn?
30 Zij gingen de stad uit en kwamen tot Hem.
31 Intussen vroegen zijn discipelen Hem, zeggende: Rabbi, eet.
32 Hij zeide echter tot hen: Ik heb een spijs te eten, waarvan gij niet weet.
33 De discipelen dan zeiden tot elkander: Iemand heeft Hem toch niet te eten gebracht?
34 Jezus zeide tot hen: Mijn spijze is de wil te doen desgenen, die Mij gezonden heeft, en zijn werk te volbrengen.
35 Zegt gij niet: Nog vier maanden, dan komt de oogst? Zie, Ik zeg u, slaat uw ogen op en beschouwt de velden, dat zij wit zijn om te oogsten.