34 maar Ik behoef het getuigenis van een mens niet, doch Ik zeg dit, opdat gij behouden wordt.
35 Hij was de brandende en schijnende lamp en gij hebt u een tijdlang in zijn licht willen verheugen.
36 Maar Ik heb een getuigenis, gewichtiger dan dat van Johannes; want de werken, die Mij de Vader gegeven heeft om te volbrengen, juist die werken, die Ik doe, getuigen van Mij, dat de Vader Mij gezonden heeft.
37 En de Vader, die Mij gezonden heeft, die heeft van Mij getuigenis gegeven. Gij hebt nooit zijn stem gehoord of zijn gedaante gezien,
38 en zijn woord hebt gij niet blijvend in u, want die Hij gezonden heeft, gelooft gij niet.
39 Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen,
40 en toch wilt gij niet tot Mij komen om leven te hebben.