21 Hij zeide dan wederom tot hen: Ik ga heen en gij zult Mij zoeken en in uw zonde zult gij sterven; waar Ik heenga, kunt gij niet komen.
22 De Joden dan zeiden: Hij zal toch geen zelfmoord plegen, dat Hij zegt: waar Ik heenga, kunt gij niet komen?
23 En Hij zeide tot hen: Gij zijt van beneden, Ik ben van boven; gij zijt van deze wereld, Ik ben niet van deze wereld.
24 Ik heb u dan gezegd, dat gij in uw zonden zult sterven; want indien gij niet gelooft, dat Ik het ben, zult gij in uw zonden sterven.
25 Zij dan zeiden tot Hem: Wie zijt Gij? Jezus zeide tot hen: Wat spreek Ik eigenlijk nog met u?
26 Ik heb veel over u te zeggen en te oordelen; maar die Mij gezonden heeft, is waar, en wat Ik van Hem gehoord heb, dat spreek Ik tot de wereld.
27 Zij hadden niet begrepen, dat Hij tot hen van de Vader sprak.