3 En de schriftgeleerden en de Farizeeën brachten een vrouw, op overspel betrapt, en zij stelden haar in het midden en zeiden tot Hem:
4 Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt bij het plegen van overspel;
5 en in de wet heeft Mozes ons bevolen zulken te stenigen; Gij dan, wat zegt Gij?
6 En dit zeiden zij om Hem in verzoeking te brengen, opdat zij iets hadden om Hem aan te klagen. Maar Jezus bukte neder en schreef met de vinger op de grond.
7 Doch toen zij Hem bleven vragen, richtte Hij Zich op en zeide tot hen: Wie van u zonder zonde is, werpe het eerst een steen naar haar.
8 En weer bukte Hij neder en schreef op de grond.
9 Maar toen zij dit hoorden, gingen zij één voor één weg, te beginnen bij de oudsten, en zij lieten Jezus alleen en de vrouw in het midden.