3 Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God.
4 Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid.
5 Doodt dan de leden, die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die niet anders is dan afgoderij,
6 om welke dingen de toorn Gods komt.
7 Daarin hebt ook gij eertijds gewandeld, toen gij erin leefdet.
8 Maar thans moet ook gij dit alles wegdoen: toorn, heftigheid, kwaadaardigheid, laster en vuile taal uit uw mond.
9 Liegt niet meer tegen elkander, daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd,