1 Heren, betracht jegens uw slaven recht en billijkheid; gij weet toch, dat ook gij een heer in de hemel hebt.
2 Volhardt in het gebed, weest daarbij waakzaam en dankt
3 en bidt tevens voor ons, dat God een deur voor ons woord opene, om te spreken van het geheimenis van Christus, ter wille waarvan ik ook gevangen zit.
4 Dan zal ik het zó in het licht stellen, als ik het behoor te spreken.
5 Gedraagt u als wijzen ten opzichte van hen die buiten staan, maakt u de gelegenheid ten nutte.
6 Uw spreken zij te allen tijde aangenaam, niet zouteloos; gij moet weten, hoe gij aan ieder het juiste antwoord moet geven.