4 Dan zal ik het zó in het licht stellen, als ik het behoor te spreken.
5 Gedraagt u als wijzen ten opzichte van hen die buiten staan, maakt u de gelegenheid ten nutte.
6 Uw spreken zij te allen tijde aangenaam, niet zouteloos; gij moet weten, hoe gij aan ieder het juiste antwoord moet geven.
7 Van al mijn omstandigheden zal Tychikus, mijn geliefde broeder en getrouwe dienaar en mededienstknecht in de Here, u op de hoogte brengen.
8 Ik heb hem juist daarom tot u gezonden, dat gij zoudt vernemen, hoe het met ons staat en dat hij uw hart vertrooste,
9 samen met Onesimus, mijn getrouwe en geliefde broeder, die een der uwen is. Zij zullen u van alle omstandigheden hier op de hoogte brengen.
10 Aristarchus, mijn medegevangene, laat u groeten, en Marcus, de neef van Barnabas – over hem hebt gij opdracht gekregen; ontvangt hem, indien hij bij u mocht komen –