28 En toen hij bij haar binnengekomen was, zeide hij: Wees gegroet, gij begenadigde, de Here is met u.
29 Zij ontroerde bij dat woord en overlegde, welke de betekenis van die groet mocht zijn.
30 En de engel zeide tot haar: Wees niet bevreesd, Maria; want gij hebt genade gevonden bij God.
31 En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven.
32 Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven,
33 en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen.
34 En Maria zeide tot de engel: Hoe zal dat geschieden, daar ik geen omgang met een man heb?