3 ben ook ik tot het besluit gekomen, na alles van meet aan nauwkeurig te hebben nagegaan, dit in geregelde orde voor u te boek te stellen, hoogedele Teofilus,
4 opdat gij de betrouwbaarheid zoudt erkennen der zaken, waarvan gij onderricht zijt.
5 Er was in de dagen van Herodes, de koning van Judea, een priester, genaamd Zacharias, behorende tot de afdeling van Abia, en zijn vrouw was uit de dochters van Aäron en haar naam was Elisabet.
6 Zij waren beiden rechtvaardig voor God en leefden naar alle geboden en eisen des Heren, onberispelijk.
7 En zij waren kinderloos, omdat Elisabet onvruchtbaar was, en zij waren beiden op hoge leeftijd gekomen.
8 En het geschiedde, toen hij de priesterdienst voor God verrichtte in de beurt zijner afdeling,
9 dat hij door het lot werd aangewezen, volgens de regel van de priesterdienst, om de tempel des Heren binnen te gaan en het reukoffer te brengen.