34 En Maria zeide tot de engel: Hoe zal dat geschieden, daar ik geen omgang met een man heb?
35 En de engel antwoordde en zeide tot haar: De heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden.
36 En zie, Elisabet, uw verwante, is eveneens zwanger van een zoon in haar ouderdom en dit is reeds de zesde maand voor haar, die onvruchtbaar heette.
37 Want geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen.
38 En Maria zeide: Zie, de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord. En de engel ging van haar heen.
39 Maria dan maakte zich op in die dagen en reisde met spoed naar het bergland, naar een stad van Juda.
40 En zij ging het huis van Zacharias binnen en groette Elisabet.