12 Of als hij om een ei vraagt, hem een schorpioen zal geven?
13 Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?
14 En Hij was bezig een boze geest uit te drijven en deze was stom. En het geschiedde, toen de geest uitgevaren was, dat de stomme sprak. En de scharen verwonderden zich.
15 Doch sommigen van hen zeiden: Door Beëlzebul, de overste der boze geesten, drijft Hij de geesten uit.
16 Anderen begeerden, om Hem te verzoeken, van Hem een teken uit de hemel.
17 Maar Hij kende hun gedachten en zeide tot hen: Ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, gaat ten onder, en het ene huis valt op het andere.
18 Indien ook de satan tegen zichzelf verdeeld is, hoe zal zijn koninkrijk kunnen standhouden? Want gij zegt, dat Ik door Beëlzebul de boze geesten uitdrijf.