36 Indien dan uw lichaam geheel verlicht en geen deel duister is, zal het geheel verlicht zijn, evenals wanneer de lamp u met haar schijnsel verlicht.
37 Terwijl Hij sprak, nodigde een Farizeeër Hem om bij hem te komen eten. En Hij kwam binnen en ging aanliggen.
38 De Farizeeër verwonderde zich, toen hij zag, dat Hij Zich vóór het eten niet eerst wies.
39 Maar de Here zeide tot hem: En gij dan, gij Farizeeën, de buitenzijde van de beker en de schotel reinigt gij, maar van binnen zijt gij vol roof en slechtheid.
40 Onverstandigen, heeft Hij, die de buitenzijde gemaakt heeft, ook niet de binnenzijde gemaakt?
41 Doch geeft de inhoud als aalmoes en zie, alles is u rein.
42 Maar wee u, Farizeeën, want gij geeft tienden van de munt en de ruit en van alle kruiden, en gij gaat voorbij aan het oordeel en de liefde Gods. Dit moest men doen en het andere niet nalaten.