47 Wee u, want gij bouwt de grafsteden der profeten, maar uw vaderen hebben hen gedood.
48 Zo zijt gij dan getuigen, dat gij instemt met de daden uwer vaderen, want zij hebben hen gedood en gij bouwt!
49 Daarom zegt ook de wijsheid Gods: Ik zal tot hen zenden profeten en apostelen en van hen zullen zij sommigen doden en vervolgen,
50 opdat van dit geslacht afgeëist worde het bloed van al de profeten, dat vergoten is sinds de grondvesting der wereld,
51 van het bloed van Abel tot het bloed van Zacharias, die omgebracht is tussen het altaar en het tempelhuis. Ja, Ik zeg u, het zal afgeëist worden van dit geslacht.
52 Wee u, wetgeleerden, want gij hebt de sleutel der kennis weggenomen; zelf zijt gij niet binnengegaan en hen, die trachtten binnen te gaan, hebt gij tegengehouden.
53 En toen Hij van die plaats vertrok, begonnen de schriftgeleerden en de Farizeeën Hem heftig aan te vallen en Hem uit te vragen over vele dingen,