36 En gij, weest gelijk aan mensen, die op hun heer wachten, wanneer hij van de bruiloft wederkeert, om hem, als hij komt en klopt, terstond te kunnen opendoen.
37 Zalig die slaven, die de heer bij zijn komst wakende zal aantreffen. Voorwaar, Ik zeg u, hij zal zich omgorden en hen aan tafel nodigen, en bij hen komen om hen te bedienen.
38 En wanneer hij in de tweede of in de derde nachtwake komt en hen zó aantreft, zalig zijn zij.
39 Maar weet dit: Als de heer des huizes geweten had, op welk uur de dief zou komen, hij zou in zijn huis niet hebben laten inbreken.
40 Weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen.
41 En Petrus zeide: Heer, zegt Gij met het oog op ons deze gelijkenis, of ook met het oog op allen?
42 En de Here zeide: Wie is dan de trouwe, de verstandige rentmeester, die de heer over zijn bedienden zal stellen om hun op tijd hun deel te geven?