47 Die slaaf nu, die de wil van zijn heer kende en geen toebereidselen getroffen heeft, of niet gedaan heeft naar de wil van zijn heer, zal vele slagen ontvangen.
48 Wie echter die wil niet heeft gekend en dingen heeft gedaan, die slagen verdienen, zal er weinige ontvangen. Van een ieder, wie veel gegeven is, zal veel geëist worden, en aan wie veel is toevertrouwd, van hem zal des te meer worden gevraagd.
49 Vuur ben Ik komen werpen op de aarde en wat is mijn wil, als het reeds ontstoken is?
50 Ik moet gedoopt worden met een doop, en hoe beklemt het Mij, totdat het volbracht is.
51 Meent gij, dat Ik gekomen ben om vrede op aarde te brengen? Neen, zeg Ik u, veeleer verdeeldheid.
52 Want van nu aan zullen vijf in één huis verdeeld zijn, drie tegen twee en twee tegen drie. Zij zullen verdeeld zijn,
53 vader tegen zoon en zoon tegen vader, moeder tegen dochter en dochter tegen moeder, schoonmoeder tegen haar schoondochter en schoondochter tegen schoonmoeder.