29 En Hij zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, er is niemand, die huis of vrouw of broeders of ouders of kinderen heeft prijsgegeven om het Koninkrijk Gods,
30 of hij zal vele malen meer ontvangen in deze tijd en in de toekomende eeuw het eeuwige leven.
31 Hij nam de twaalven terzijde en sprak tot hen: Zie, wij gaan op naar Jeruzalem, en al wat door de profeten geschreven is, zal aan de Zoon des mensen volbracht worden.
32 Want Hij zal overgeleverd worden aan de heidenen en bespot en gesmaad en bespuwd worden,
33 en zij zullen Hem geselen en doden, en ten derden dage zal Hij opstaan.
34 En zij begrepen niets van deze dingen en dit woord bleef hun duister en zij wisten niet, waarvan gesproken werd.
35 Het geschiedde nu, toen Hij in de nabijheid van Jericho kwam, dat een blinde aan de weg zat te bedelen.