27 Doch die vijanden van mij, die niet wilden, dat ik over hen koning werd, brengt hen hier en slacht ze voor mijn ogen.
28 En toen Hij dit gezegd had, ging Hij hun voor om op te gaan naar Jeruzalem.
29 En het geschiedde, toen Hij dicht bij Betfage en Betanië kwam, bij de berg, genaamd Olijfberg, dat Hij twee van zijn discipelen uitzond,
30 en zeide: Gaat naar het dorp hiertegenover en als gij het binnenkomt, zult gij daar een veulen vastgebonden vinden, waarop nog nooit iemand gezeten heeft; maakt het los en brengt het hier.
31 En indien iemand u vraagt: Waarom maakt gij het los? zegt dan: De Here heeft het nodig.
32 En zij, die uitgezonden waren, gingen heen en vonden het, zoals Hij hun gezegd had.
33 Toen zij het veulen losmaakten, zeiden de eigenaars tot hen: Waarom maakt gij het veulen los?