3 En zij gingen allen op reis om zich te laten inschrijven, ieder naar zijn eigen stad.
4 Ook Jozef trok op van Galilea, uit de stad Nazaret, naar Judea, naar de stad van David, die Betlehem heet, omdat hij uit het huis en het geslacht van David was,
5 om zich te laten inschrijven met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, welke zwanger was.
6 En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zou,
7 en zij baarde haar eerstgeboren zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg.
8 En er waren herders in diezelfde landstreek, die zich ophielden in het veld en des nachts de wacht hielden over hun kudde.
9 En opeens stond een engel des Heren bij hen en de heerlijkheid des Heren omstraalde hen, en zij vreesden met grote vreze.