67 en zeiden: Indien Gij de Christus zijt, zeg het ons dan. Hij zeide tot hen: Al zeide Ik het u, gij zoudt het toch niet geloven;
68 en al zou Ik u vragen, gij zoudt toch niet antwoorden.
69 Van nu aan zal de Zoon des mensen zijn gezeten aan de rechterhand Gods.
70 En zij zeiden allen: Zijt Gij dan de Zoon van God? Hij zeide tot hen: Gij zegt zelf, dat Ik het ben.
71 En zij zeiden: Wat hebben wij verder voor getuigenis nodig? Zelf hebben wij het immers uit zijn mond gehoord.