28 En Jezus wendde Zich tot haar en zeide: Dochters van Jeruzalem, weent niet over Mij, maar weent over uzelf en over uw kinderen,
29 want zie, er komen dagen, waarop men zeggen zal: Zalig de onvruchtbaren, en de schoot, die niet heeft gebaard, en de borsten, die niet hebben gezoogd.
30 Dan zal men beginnen te zeggen tot de bergen: Valt op ons, en tot de heuvelen: Bedekt ons.
31 Want indien zij dit doen aan het groene hout, wat zal met het dorre geschieden?
32 Er werden ook nog twee misdadigers weggeleid, om met Hem te worden terechtgesteld.
33 En toen zij aan de plaats gekomen waren, die Schedel genoemd wordt, kruisigden zij Hem daar en ook de misdadigers, de ene aan zijn rechterzijde en de andere aan zijn linkerzijde.
34 En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. En zij wierpen het lot om zijn klederen te verdelen.