26 Moest de Christus dit niet lijden om in zijn heerlijkheid in te gaan?
27 En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften op Hem betrekking had.
28 En zij naderden het dorp, waar zij heengingen, en Hij deed, alsof Hij verder zou gaan.
29 En zij drongen sterk bij Hem aan en zeiden: Blijf bij ons, want het is tegen de avond en de dag is reeds gedaald. En Hij ging binnen om bij hen te blijven.
30 En het geschiedde, toen Hij met hen aanlag, dat Hij het brood nam, de zegen uitsprak, het brak en hun toereikte.
31 En hun ogen werden geopend en zij herkenden Hem; en Hij verdween uit hun midden.
32 En zij zeiden tot elkander: Was ons hart niet brandende in ons, terwijl Hij onderweg tot ons sprak en ons de Schriften opende?