30 En het geschiedde, toen Hij met hen aanlag, dat Hij het brood nam, de zegen uitsprak, het brak en hun toereikte.
31 En hun ogen werden geopend en zij herkenden Hem; en Hij verdween uit hun midden.
32 En zij zeiden tot elkander: Was ons hart niet brandende in ons, terwijl Hij onderweg tot ons sprak en ons de Schriften opende?
33 En zij stonden op en keerden terzelfder tijd terug naar Jeruzalem en zij vonden de elven en die bij hen waren, vergaderd,
34 en dezen zeiden: De Here is waarlijk opgewekt en is aan Simon verschenen.
35 En zij verhaalden wat onderweg gebeurd was en hoe Hij door hen herkend was bij het breken van het brood.
36 En terwijl zij hierover spraken, stond Hij zelf in hun midden;