3 En de duivel zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan tot deze steen, dat hij brood worde.
4 En Jezus antwoordde hem: Er staat geschreven: Niet alleen van brood zal de mens leven.
5 En hij voerde Hem op een hoogte en toonde Hem al de koninkrijken der wereld in een ogenblik tijds.
6 En de duivel zeide tot Hem: U zal ik al deze macht geven en hun heerlijkheid, want zij is mij overgegeven, en ik geef haar wie ik wil.
7 Indien Gij mij dan aanbidt, zal zij geheel van U zijn.
8 En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Er staat geschreven: Gij zult de Here, uw God, aanbidden en Hem alleen dienen.
9 En hij leidde Hem naar Jeruzalem en stelde Hem op de rand van het dak des tempels en hij zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelf dan vanhier naar beneden;