39 En hij ging aan het hoofdeinde staan en bestrafte de koorts en deze verliet haar. Onmiddellijk stond zij op en diende hen.
40 Toen de zon onderging, brachten allen, die zieken hadden, lijdende aan allerlei kwalen, dezen tot Hem. Hij legde ieder van hen afzonderlijk de handen op en genas hen.
41 Van velen voeren ook boze geesten uit, roepende en zeggende: Gij zijt de Zoon van God. En Hij bestrafte hen en liet hun niet toe te spreken, omdat zij wisten, dat Hij de Christus was.
42 En toen het dag geworden was, vertrok Hij en ging naar een eenzame plaats. En de scharen zochten Hem en kwamen tot Hem en trachtten Hem tegen te houden, opdat Hij niet van hen zou heengaan.
43 Maar Hij sprak tot hen: Ook aan de andere steden moet Ik het evangelie van het Koninkrijk Gods verkondigen, want daartoe ben Ik uitgezonden.
44 En Hij predikte in de synagogen van Judea.