21 Op dat ogenblik genas Hij velen van ziekten en plagen en boze geesten en aan vele blinden schonk Hij het gezicht.
22 En Hij antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes wat gij gezien en gehoord hebt: Blinden worden ziende, lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen, doden worden opgewekt, armen ontvangen het evangelie;
23 en zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt.
24 Toen de boden van Johannes vertrokken waren, begon Hij tot de scharen te zeggen van Johannes: Wat zijt gij in de woestijn gaan aanschouwen? Een riet, door de wind bewogen?
25 Maar wat zijt gij gaan zien? Een mens in weelderige klederen gekleed? Zie, die schitterend gekleed gaan en overdadig leven, zijn in de paleizen.
26 Maar wat zijt gij gaan zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, zelfs meer dan een profeet.
27 Deze is het, van wie geschreven staat:Zie, Ik zend mijn bode voor uw aangezicht uit, die uw weg voor u heen bereiden zal.