6 En een ander deel viel op de rotsbodem, en toen het opkwam, verdorde het, omdat het geen vochtigheid had.
7 En een ander deel viel midden tussen de dorens, en de dorens kwamen tegelijk op en verstikten het.
8 Een ander deel viel in goede aarde, en toen dat opgekomen was, bracht het honderdvoudige vrucht voort. Dit zeggende, riep Hij: Wie oren heeft om te horen, die hore.
9 Zijn discipelen vroegen Hem, wat de bedoeling van deze gelijkenis was.
10 En Hij zeide: U is het gegeven de geheimenissen van het Koninkrijk Gods te kennen, maar aan de anderen (worden zij gepredikt) in gelijkenissen, opdat zij ziende niet zien en horende niet begrijpen.
11 Dit is de gelijkenis: Het zaad is het woord Gods.
12 Die langs de weg, zijn zij, die het gehoord hebben; daarna komt de duivel en neemt het woord uit hun hart weg, opdat zij niet zouden geloven en behouden worden.