1 En Hij begon tot hen in gelijkenissen te spreken. Een mens plantte een wijngaard en zette er een heg omheen en groef een wijnpersbak en bouwde een toren en hij verhuurde die aan pachters, en ging buitenslands.
2 En hij zond op zijn tijd een slaaf naar de pachters om van hen (zijn deel) der vruchten van de wijngaard in ontvangst te nemen.
3 En zij grepen hem, sloegen hem en zonden hem met lege handen weg.
4 En weder zond hij tot hen een andere slaaf en die sloegen zij op het hoofd en behandelden zij smadelijk.