5 En hij zond een andere en die doodden zij, en nog vele anderen, die zij òf sloegen òf doodden.
6 Toen had hij nog één over, zijn geliefde zoon. En ten laatste zond hij deze tot hen, zeggende: Mijn zoon zullen zij ontzien.
7 Maar die pachters zeiden tot elkander: Dit is de erfgenaam; komt, laten wij hem doden en de erfenis zal aan ons komen.
8 En zij grepen en doodden hem en wierpen hem buiten de wijngaard.
9 Wat zal de heer van de wijngaard doen? Hij zal komen en de pachters ombrengen en de wijngaard aan anderen geven.
10 Hebt gij ook dit schriftwoord niet gelezen:De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden,deze is tot een hoeksteen geworden;
11 van de Here is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen.