60 En de hogepriester stond op en hij trad naar voren en ondervroeg Jezus en zeide: Geeft Gij niets ten antwoord? Wat getuigen dezen tegen U?
61 Maar Hij bleef zwijgen en gaf niets ten antwoord. Wederom ondervroeg de hogepriester Hem en zeide tot Hem: Zijt Gij de Christus, de Zoon van de Gezegende?
62 En Jezus zeide: Ik ben het, en gij zult de Zoon des mensen zien, gezeten aan de rechterhand der Macht en komende met de wolken des hemels.
63 De hogepriester scheurde zijn klederen en zeide: Waartoe hebben wij nog getuigen nodig?
64 Gij hebt de godslastering gehoord: wat is uw oordeel? En zij allen veroordeelden Hem als des doods schuldig.
65 En sommigen begonnen Hem te bespuwen en zijn gelaat te bedekken en Hem met vuisten te slaan en tot Hem te zeggen: Profeteer nu! En de dienaars sloegen Hem in het gelaat.
66 En terwijl Petrus beneden in de hof was, kwam daar een der slavinnen van de hogepriester.