18 En zij begonnen Hem te begroeten: Wees gegroet, Gij Koning der Joden!
19 En zij sloegen Hem met een riet op het hoofd en bespuwden Hem en zij vielen op de knieën en bewezen Hem hulde.
20 En toen zij Hem bespot hadden, trokken zij Hem het purperen kleed uit en deden Hem zijn klederen aan.En zij leidden Hem weg om Hem te kruisigen.
21 En zij presten een voorbijganger om zijn kruis te dragen, een zekere Simon van Cyrene, die van het land kwam, de vader van Alexander en Rufus.
22 En zij brachten Hem op de plaats Golgota, hetgeen betekent Schedelplaats.
23 En zij gaven Hem wijn, met mirre gemengd, doch Hij nam die niet.
24 En zij kruisigden Hem en verdeelden zijn klederen door het lot te werpen, wat ieder ervan krijgen zou.