21 En zij presten een voorbijganger om zijn kruis te dragen, een zekere Simon van Cyrene, die van het land kwam, de vader van Alexander en Rufus.
22 En zij brachten Hem op de plaats Golgota, hetgeen betekent Schedelplaats.
23 En zij gaven Hem wijn, met mirre gemengd, doch Hij nam die niet.
24 En zij kruisigden Hem en verdeelden zijn klederen door het lot te werpen, wat ieder ervan krijgen zou.
25 Het was het derde uur, toen zij Hem kruisigden.
26 En het opschrift, dat de beschuldiging tegen Hem vermeldde, luidde: De Koning der Joden.
27 En met Hem kruisigden zij twee rovers, één aan zijn rechterzijde en één aan zijn linkerzijde.