3 En de overpriesters brachten vele beschuldigingen tegen Hem in.
4 En Pilatus vroeg Hem wederom [en zeide]: Geeft Gij niets ten antwoord? Zie, hoevele beschuldigingen zij tegen U inbrengen.
5 Doch Jezus gaf hem niets meer ten antwoord, zodat Pilatus zich verwonderde.
6 En bij elk feest liet hij hun een gevangene los, voor wie zij dit vroegen.
7 Nu was er iemand, genaamd Barabbas, gevangengezet met de oproermakers, die in het oproer een moord begaan hadden.
8 En de schare kwam naar voren en begon te eisen, dat hij hun deed, zoals hij gewoon was.
9 Pilatus antwoordde en zeide tot hen: Wilt gij, dat ik u de Koning der Joden loslaat?