6 En bij elk feest liet hij hun een gevangene los, voor wie zij dit vroegen.
7 Nu was er iemand, genaamd Barabbas, gevangengezet met de oproermakers, die in het oproer een moord begaan hadden.
8 En de schare kwam naar voren en begon te eisen, dat hij hun deed, zoals hij gewoon was.
9 Pilatus antwoordde en zeide tot hen: Wilt gij, dat ik u de Koning der Joden loslaat?
10 Want hij bemerkte, dat de overpriesters Hem uit nijd overgeleverd hadden.
11 Doch de overpriesters zetten de schare op, dat hij hun liever Barabbas zou loslaten.
12 Pilatus antwoordde en zeide wederom tot hen: Wat moet ik dan doen met Hem, die gij de Koning der Joden noemt?