1 En Hij ging wederom een synagoge binnen en daar was een mens met een verschrompelde hand;
2 en zij letten op Hem, of Hij hem op de sabbat genezen zou, om Hem te kunnen aanklagen.
3 En Hij zeide tot de mens met de verschrompelde hand: Kom in het midden staan.
4 En Hij zeide tot hen: Is het geoorloofd op de sabbat goed te doen of kwaad te doen, een leven te redden of te doden? Maar zij zwegen stil.
5 En nadat Hij hen, zeer bedroefd over de verharding van hun hart, rondom Zich met toorn had aangezien, zeide Hij tot de mens: Strek uw hand uit! En hij strekte haar uit en zijn hand werd weder gezond.
6 En de Farizeeën gingen heen en pleegden terstond met de Herodianen overleg tegen Hem ten einde Hem om te brengen.