10 En toen Hij (met hen) alleen was, vroegen zij die in zijn omgeving waren met de twaalven, Hem naar de gelijkenissen.
11 En Hij zeide tot hen: U is gegeven het geheimenis van het Koninkrijk Gods, maar tot hen, die buiten staan, komt alles in gelijkenissen,
12 dat zijziende zien en niet bemerken, en horende horen en niet verstaan, opdat zij zich niet bekeren en hun vergeven worde.
13 En Hij zeide tot hen: Weet gij niet, wat deze gelijkenis betekent, en hoe zult gij dan al de gelijkenissen verstaan?
14 De zaaier zaait het woord.
15 Dit zijn degenen, die langs de weg zijn: waar het woord gezaaid wordt, en zodra zij het horen, komt terstond de satan en neemt het woord, dat in hen gezaaid is, weg.
16 En evenzo zijn, die op steenachtige plaatsen gezaaid worden, degenen, die, zodra zij het woord horen, het terstond met blijdschap aannemen.