7 En een ander deel viel in de dorens en de dorens kwamen op en verstikten het en het gaf geen vrucht.
8 En het overige viel in goede aarde en opkomende en uitstoelende gaf het vrucht, en het droeg tot dertig-, zestig- en honderdvoud toe.
9 En Hij zeide: Wie oren heeft om te horen, die hore.
10 En toen Hij (met hen) alleen was, vroegen zij die in zijn omgeving waren met de twaalven, Hem naar de gelijkenissen.
11 En Hij zeide tot hen: U is gegeven het geheimenis van het Koninkrijk Gods, maar tot hen, die buiten staan, komt alles in gelijkenissen,
12 dat zijziende zien en niet bemerken, en horende horen en niet verstaan, opdat zij zich niet bekeren en hun vergeven worde.
13 En Hij zeide tot hen: Weet gij niet, wat deze gelijkenis betekent, en hoe zult gij dan al de gelijkenissen verstaan?