1 En zij kwamen aan de overkant der zee in het land der Gerasenen.
2 En toen Hij uit het schip ging, kwam Hem [terstond] uit de grafsteden een mens tegemoet met een onreine geest,
3 die verblijf hield in de graven, en niemand had hem meer kunnen binden zelfs niet met een keten,
4 want hij was dikwijls met voetboeien en ketenen gebonden geweest en de ketenen waren door hem stukgetrokken en de voetboeien vernield, en niemand was bij machte hem te bedwingen.
5 En voortdurend, nacht en dag, was hij in de graven en in de bergen, schreeuwende en zichzelf met stenen slaande.
6 En toen hij Jezus uit de verte zag, liep hij toe, viel voor Hem neder,